Gedeelte van het artikel over de opgraving op het Visschersplein.
Huis XV
Het meest uitgebreid kon de kelder van huis XV onderzocht worden, doordat het door het verloop
van de opgraving lang open heeft kunnen liggen (afb 121).
Het betreft een kelder van 4 x 9,5 m met een scheef lopende noordmuur. De oorzaak van die
afwijkende richting is onduidelijk. Door sloop was de oostmuur volledig verdwenen, de vier hoeken
van de kelder waren echter nog wel aanwezig, waardoor het totale oppervlak kon worden vast gesteld.
Van het huis zelf is verder niets gevonden, zodat het niet mogelijk is de omvang te reconstrueren.
Ook blijft het onduidelijk op welke straat het huis geörienteerd was, de Visserssteeg of de
Strosteeg, hoewel de Strosteeg waarschijnlijker is. Duidelijk is wel dat het oorspronkelijk een
groot huis is geweest, gezien de dikte van de muren, en de omvang van de kelder. Later is het
huis waarschijnlijk opgedeeld, waarbij de kelder mogelijk afzonderlijk gebruikt werd, wat kan
blijken uit de enige aangetroffen trap, die naar het naast het huis gelegen open erf leidde. Het
onderhoud van de kelder liep achteruit, waardoor bijvoorbeeld de vloer een zeer rommelige indruk
maakte, met vele kleine opgelapte stukken.
In de 19e eeuw is het huis afgebroken, waarna het erf opnieuw verdeeld werd.
Van de oorspronkelijke toestand, zijn verschillende elementen teruggevonden, waarvan de funktie
niet altijd duidelijk is geworden (afb 122).
De noordmuur bevatte twee kaarsnissen, die voor de verlichting van de kelder gediend hebben:
tegen de afdekkende stenen werden nog roetsporen aangetroffen. Direkt onder de nissen, verborgen
achter een jongere klamp, bevond zich een gemetselde boog, die sterk deed denken aan een grondboog.
Een grondboog was bedoeld om slechte plaatsen in de bodem, een put of een afvalkuil, te overspannen,
of om, wanneer dit door de bodemgesteldheid noodzakelijk was, bij een diepe fundering niet de
gehele muur met baksteen te hoeven opmetselen. Bij de boog in de noordmuur komt de bovenkant ver
boven de vloer uit, zodat deze niet onopgevuld kon zijn, hetgeen ook niet het geval was. De vulling
was bovendien gelijktijdig met de rest van de muur gemetseld, zodat het oorspronkelijk al niet
om een grondboog ging, aangezien de voordelen ervan hierdoor teniet zijn gedaan.
|
De werkelijke
funktie is onduidelijk gebleven. In de west- en zuidmuur bevonden zich naast elkaar twee
grondbogen, die wel de juiste funktie vervulden, het overspannen van een gedeeltelijk onder de
muur gelegen put. Onbekend zal ook de betekenis van een ondiepe, uit de bouwtijd daterende, nis
in de westmuur blijven. De niet meer te achterhalen onderkant zal ongeveer op het vloerniveau
gelegen hebben. Boven deze nis waren nog de sporen van een later dichtgemetseld, kelderlicht te
zien, wat betekent dat het naastgelegen erf ter plaatse eens onbebouwd is geweest. Een groot
tongewelf, met de kruin evenwijdig aan de lengteas, waarvan de aanzet nog aanwezig was, overkluisde
de kelder.
Een intensief gebruik van het huis blijkt wel uit het grote aantal putten onder de vloer van de
kelder. Hieruit zou ook kunnen blijken dat het huis geen open terrein meer bezat, het is immers
makkelijker om beerputten buiten aan te leggen.
De oorspronkelijke, of mogelijk iets vroegere, beerput is put 10, wat blijkt uit de in de muur
gemaakte grondbogen. De inhoud van deze put bevatte aardewerk uit de tweede helft van de 14e eeuw,
waaronder fragmenten van een blauwgrijze vuurklok. Put 18, eveneens uit de bouwtijd daterend,
diende als afwateringsput voor de kelder, aansluitend op een langs de wanden lopend gotenstelsel.
Een tweede beerput, put 11, werd in de noordwest hoek van de kelder aangelegd, waarvoor stukken
fundering weggehakt moesten worden (afb 123). De eerste hierbij behorende stortkoker is verticaal
in de noordmuur uitgehakt, later is er een goot door de muur gemaakt, waardoor dus de toegang
tot de put buiten kwam te liggen. De goot op erf XIIIa heeft door de oostmuur van de kelder
heengelopen; het is echter niet mogelijk de stroomrichting in de goot te bepalen, o.a. door de
afwezigheid van een aansluiting op een put. De kelder is door het baksteenformaat, 29 à 31 x 14 à 15 x 7
à 7,5 cm, en door de inhoud van put 10, te dateren in de tweede helft van de 14e eeuw.
E.M. Kylstra
|
|
Montfoorts, M. & H.L. de Groot & E.M. Kylstra, "Visschersplein e.o.". In: Archeologische en Bouwhistorische Kroniek Gemeente Utrecht, 1981, blz. 75-83. Hierin: blz. 81-83
|
jp0114
|